Leiden, 4 mei 2009
Els van Eijck van Heslinga
Mijnheer de burgemeester, geachte aanwezigen, dear guests from Oxford,
Het is nog maar een half jaar geleden, op 14 december 2008, dat de onthulling plaatsvond van het herdenking steken voor de zeker 54 slachtoffers van de bombardementen op het Leidse Stationsgebied op 10 en 11 december 1944. Andere monumenten en plaquettes in onze stad herinneren ons dagelijks aan al die anderen, burgers, militairen, joodse stadsgenoten die ons in de loop van de Tweede Wereldoorlog ontvallen zijn. Zo hebben we in Leiden onder meer een zuil aan de Atjehstraat ter nadachtenis aan hen die niet terugkeerden, een monument voor gesneuvelde militairen bij de brug over de Rijn bij het Haagsche Schouw dat al in 1941 onthuld werd, een plaquette voor de kinderen en de medewerkers van het Joodse weeshuis in de Roodenburgerstraat die op 17 maart 1943 zijn weggevoerd, een herdenkingssteen voor oud-leerlingen van het Bonaventura college, een beeldengroep van vier vrouwenfiguren in de Stevenshofpolder ter ere van alle Leidse verzetsvrouwen. Eneen Comite van aanbeveling maakt binnenkort een keuze uit drie ontwerpen voor een nieuw monument ter herinnering aan de 270 Joodse Leidenaren die in 1942 en 1943 zijn weggevoerd en vermoord. Ten slotte is er dan natuurlijk het monument waar we zo dadelijk samen naar toe zullen gaan: voor alle gevallenen in de Tweede Wereldoorlog. Wij gedenken vandaag, op 4 mei, ook hen die na 1945 -wanneer en waar ook ter wereld- in het belang van het koninkrijk of tijdens vredesmissies van internationale organisaties zijn gevallen of door oorlogsgeweld en terreur zijn omgekomen.
Plekken van herinnering -tastbaar en zichtbaar- zijn belangrijk. Dat is altijd zo geweest. "Herinnering gaat over zingeving; we herinneren ons dingen omdat we ze een betekenis toekennen of omdat anderen dat doen" zoals Judith Pollmann zei in de 3 October lezing van vorig jaar. In de Leidse samenleving kreeg deze gedachte tijdens de jaren 1940-'45 een bijzondere toepassing. Daarvoor moeten we verder terug in de tijd.
In 1911 bestond de 3 October Vereeniging 25 jaar. In dat jaar is de traditie begonnen om ieder jaar een krans te leggen bij het standbeeld van Pieter van der Werf, een van de burgemeesters tijdens het Beleg van Leiden in 1574. Van der Werfs heldenrol kreeg vooral in de zeventiende eeuw een vaste plaats in ons collectieve Leidse geheugen. Het grote bronzen beeld staat sinds 1884 in het naar hem vernoemde park.
In oktober 1939 was er door het 3 October bestuur nog wel een krans gelegd bij Van der Werf. Maar alle verdere feestelijkheden waren vanwege de algemene mobilisatie afgelast, behalve de dankdienst in de Pieterskerk, de uitdeling van haring en wittebrood en de Koraalzang in het Van der Werfpark. Het bestuur liet weten dat "wij ons bij deze herdenking voor ogen stellen, hoe het vroeger geweest is, opdat wij weten wat onze plicht is en niet zullen onderdoen voor het voorbeeld van onze voorouders"1.
Een jaar later, in oktober 1940 mocht, op last van de Duitse bezetter, alleen nog de kerkdienst op 3 oktober doorgang vinden.
Op de avond daarvoor, 2 oktober 1940 hebben vijf jonge Leidenaren ervoor gezorgd dat er toch een krans aan de degen van Van der Werf is gehangen. Dat hebben zij in de jaren erna steeds opnieuw gedaan. En ieder jaar werd die krans er de volgende morgen door de politie weer afgehaald. Het standbeeld van de Leidse burgemeester uit lang vervlogen tijden vervulde op die manier in de jaren 1940-1944 een duidelijke rol: een teken van protest tegen de vijand, de bezetters van ons land. Dat protest was voor heel Leiden zichtbaar.
Een heel andere reactie op de Duitse bezetting die gebaseerd was op de herdenking van Leidens Ontzet ligt vast in een merkwaardig, illegaal pamflet. Het pamflet is een soort 3 October-Feestwijzer in verkorte vorm en draagt de titel "Officieel Programma 3 October feesten 1940”2. Volgens het programma beginnen we 's morgens met het reveille door afweergeschut met grote knallen en Engelse vliegtuigen die een rondje vliegen rond de stadhuistoren. Om één uur is er een waterpolo-wedstrijd tussen matrozen van de Deutsche Kriegsmarine en van Engelse mijnenvegers. De kinderspelen om 2 uur bevatten onderdelen als: scherfje rapen, bommetje trappen en lichtkogels uitblazen. Om 8 uur s' avonds is er een demonstratie van zoeklichten met doffe knallen van mitrailleurvuur en lichtspoormunitie. Het pamflet is helaas anoniem gebleven. Ook over de verspreiding ervan in Leiden is niets bekend.
Ik neem u nu mee naar 3 oktober 1941, naar de Pieterskerk. Tijdens de plechtige herdenking van Leidens Ontzet in 1574 verzorgt dominee H.C. Touw de prediking.3 Zijn preek is gebaseerd op de tweede brief van de apostel Paulus aan de Korinthiërs, vers 10: "God die ons verlost heeft uit zo grooten dood, die ons nog verlost, op wie wij hopen dat Hij ons ook nog verlossen zal". De woorden van Touw moeten de toehoorders in die overvolle kerk zeer hebben aangesproken. Hij wijst erop dat "3 October" meer dan ooit nu een bijzondere betekenis heeft. 3 October werd altijd wel herdacht en gevierd, maar het was een herinnering; er was geen levend, onmiddellijk verband met het heden; het is - zegt hij- "alsof een oude man terugdenkt aan een gebeurtenis uit zijn jeugd, lang geleden, toen alles heel anders was". Maar nu - in 1941 -"is ons volk meer dan ooit weer geworden een volk in nood, een volk waarin immers weer geleden en gebeden wordt om dat hooge, dat ons volk boven alles dierbaar is: namelijk de vrijheid van ons volksleven en de vrijheid der Kerk". Touw vervolgt dan met een opsomming van wat God schonk in 1574: namelijk de bevrijding uit de "tyrannie die ons het hert doorwondt", een rechtvaardige overheid "die waarlijk zorgen wil dat kwaad, onrecht en leugen niet de samenleving gaan regeren, die waarlijk zich in dienst stelt der gerechtigheid". Hierna wordt de bevrijding van de Kerk besproken. Dan noemt Touw Willem van Oranje en daarbij spreekt hij zijn gevoelens uit van diepe verbondenheid met ons vorstenhuis. Hij legt zijn toehoorders uit dat hij dat als dominee ook nu, in oorlogstijd, nog mag doen, "omdat de Synode van de Kerk ons opdraagt getrouw te zijn in de voorbede voor onze Koningin" . Ten slotte volgt - als laatste geschenk in het kader van Leidens Ontzet - de universiteit" wier lot en lijden ons ook ter harte gaan". Hiermee doelde Touw natuurlijk op de (eerste) sluiting van de universiteit op 27 november 1940, direct na de beroemde protestrede van professor Cleveringa op 26 november in het Academiegebouw tegen het ontslag van zijn collega E.M Meijer en andere joodse medewerkers.
Het gaat te ver hier de hele preek te citeren, maar het moge duidelijk zijn: Touws 3 Octoberpreek liet er geen misverstand over bestaan waar hij in werkelijkheid over sprak; Hij nam daarmee een groot persoonlijk risico. De NSB burgemeester van Leiden, De Ruyter van Steveninck, had tevoren laten weten dat hij de kerk zou verlaten als er aanvallen op de bezettingsmacht of op de NSB zouden worden gedaan.4 In dat geval, zo dreigde hij, zouden de gevolgen voor de predikant minder aangenaam zijn... Maar Touw had zijn woorden kennelijk zo handig gekozen dat Van Steveninck bleef zitten. Wel had de dominee uit voorzorg het vierde couplet van Psalm 9 laten vallen. Deze psalm is volgens de overlevering tijdens de allereerste dankdienst op 3 oktober 1574 gezongen. Kennelijk vond Touw de tekst van dit vierde couplet te uitdagend: (ik citeer) "wanneer mijn vijanden zijn geweerd, dan zullen ze vallen en vergaan door uw aanwezigheid" .
De tekst van deze preek in 1941 is naderhand vele malen overgeschreven of gestencild en wijd verspreid. Hij bereikte zelfs Engeland en is voor radio Oranje voorgelezen. Een goed verstaander had maar een half oor nodig om te begrijpen waar die preek in werkelijkheid over ging!
3 October of Leidens Ontzet bleek niet alleen voor de dominees die tijdens de dankdiensten voorgingen, een dankbaar symbool van het verzet. Overal in Nederland en in het buitenland, zelfs in de meest benarde omstandigheden, bleven mensen Leidens Ontzet aangrijpen voor een herdenking. Daarvan bevinden zich in het archief van onze 3 October Vereeniging een aantal stille getuigen.
In de gijzelaarskampen Haaren en St. Michielsgestel in Brabant zaten veel Leidse hoogleraren en anderen die in Leiden gestudeerd hadden. Zij organiseerden in oktober 1942 en 1943 maaltijden met haring en wittebrood en natuurlijk hutspot. Enige ontspanning ontbrak niet: tijdens de viering in 1942 was er een bijeenkomst waarbij de Tilburgse politiecommissaris B. van der Werf als het standbeeld van burgemeester Van der Werf dienst deed. En er waren "Leidse gesprekken en Leidse toespraken". Van deze 3 October herdenkingen zijn tekeningen en namenlijsten bewaard gebleven.
Het bestuur van de 3 October Vereeniging kreeg op 3 oktober 1942 en 1943 ook gelukstelegrammen vanuit Haaren en St Michielsgestel, in 1943 zelfs uit het Stammlager 371 in Polen, een kamp voor krijgsgevangen beroepsofficieren. Een ingekleurde kaart met een tekening van een kamp onderkomen temidden van palmen en bergen op de achtergrond arriveerde in 1944. De tekenaar heeft ook de Leidse sleutels en de geuzenpenning afgebeeld. Die kaart kwam uit Thailand, uit het krijgsgevangenen-kamp Tamuang. Leidens Ontzet gaf zelfs daar in de tropen gevangenen hoop op bevrijding en vrijheid.
In onvoorstelbaar moeilijke omstandigheden, meer dan zestig jaar geleden, hebben mensen duidelijk kracht ontleend aan het gezamenlijk herdenken van een vier eeuwen oude overwinning. Leidens Ontzet symboliseerde voor hen de vrijheid waarvoor in de Tweede wereldoorlog vele Leidenaren hun leven verloren. Dominee Touw zei het al in 1941: "herdenken is meer dan een herinnering, het is van hoge praktische, actuele betekenis".
Laten we vandaag, op 4 mei 2009, deze herdenking opdragen aan H.J. van der Weijden, een van de krans leggers bij het standbeeld van Van der Werf op 2 oktober 1940, die vanwege zijn ondergrondse verzetswerk op 12 maart 1945 in Rotterdam is gefusilleerd. In hem eren wij alle slachtoffers van oorlogsgeweld.
[1] RAL, archiefnr 593/346 A2
[2] NIOD, IP 1.19 / MIP002
[3] RAL, archiefnr 539/341 jaarmap 1941
[4] idem, Kerkb1aadje 2 oktober 1981