Stichting Dodenherdenking Leiden

 

...een volk dat voor tirannen zwicht,

zal meer dan lijf en goed verliezen,

dan dooft het licht.

 

H.M. van Randwijk
(1909 -1966)

Leiden, 4 mei 2004

Prof. Dr. R. H. A. Plasterk, bioloog

Het moet een jaar of achttien geleden zijn dat ik, ik was in die tijd lid van de Gemeenteraad hier in Leiden, met iemand sprak over een wethouder, misschien herinnert u zich hem: Dick Tesselaar. Die was weer eens, direct als hij was, uit zijn slof geschoten. Maar, zei degene met wie op sprak, het is een kerel uit een stuk, als er oorlog komt dan zou ik bij hem willen onderduiken. Mijn punt is dat toen, niet zo heel lang geleden, de Tweede Wereldoorlog kennelijk het morele baken was, de ultieme test voor goed en fout, voor goed en kwaad Inmiddels is de oorlog zestig jaar geleden, en zijn zij die zich de oorlog actief herinneren dus allen bejaard. Er is sindsdien bloed gevloeid in vele oorlogen en terreurdaden, ook van Nederlandse burgers en soldaten, ook hen gedenken we vandaag, en je kunt je afvragen: wassen de nieuwe tranen de oude niet uit? Is de Tweede Wereldoorlog voor levende mensen van vandaag nog iets om te gedenken?

Twee jaar geleden overleed mijn vader. In 1938 kwam hij naar Nederland. Hij was zoon van een katholieke moeder en een niet­ gelovige vader; ze woonden in Berlijn waar zijn vader chirurg was, en mijn vader en zijn broertje Hans werden katholiek opgevoed. Toen, na de Kristalnacht kon niemand het feit meer ontlopen: pa Plasterk was weliswaar ongelovig, maar was van joodse afkomst. Dat maakte mijn vader en zijn broertje Hans half joden. Als wat dan heette "priviligierte Mischehe", een geprivilegieerd menghuwelijk, had het gezin een zekere rechtsbescherming, maar mijn vader kreeg wel een gele ster. Dat werd mijn grootouders te gek, en ze stuurden de kinderen naar Nederland, voor een paar maanden, tot die gekkigheid over was. Mijn vader was 11, zijn broertje 9, toen ze met zijn tweeën de trein namen van Berlijn naar Nederland, waar katholieke vrienden van de familie ze opvingen. Het zou tien jaar duren voor ze hun ouders terugzagen, want je kon in 1945 na de bevrijding ook niet zomaar Berlijn inkomen. Na een paar weken quarantaine in de Maasvlakte gingen de twee kinderen

naar Megen, waar mijn vader op de kostschool ging; in het weekend bij pleegouders in Den Bosch, de familie Noyons.

Mijn vader ging bij de paters Dominicanen op school. Op zijn eerste rapport had hij een drie voor Nederlands, hij had die taal nog nooit gesproken, en daar waren ze niet kinderachtig in in die tijd. Op zijn eindexamen HBS had hij een negen voor Nederlands. Ik herinner me dat hij me met spijt vertelde waarom dat geen tien was geweest: Droomkoninkje van Herman Heijermans had hij bij de Romantiek ingedeeld, dat had het Naturalisme moeten zijn. Mijn oom Hans ging na_ oorlog terug naar Duitsland, ik herinner me hem als echte Duitser die een paar woordjes Hollands sprak, mijn vader bleef hier, trouwde mijn moeder en vestigde zich in Den Haag waar mijn zusje en ik zijn opgegroeid. Het was een mooie jeugd, en de hele setting van die jeugd was het gevolg van die oorlog.

Er was geen geld, en mijn jeugd heb ik doorgebracht in een interessante spagaat tussen het intellectuele milieu thuis en de arbeidersbuurt waar we woonden, in een portiek met onder ons een gezin met vier kinderen, schuin onder ons hadden ze er acht, in een piepkleine vijfkamerflat, altijd kinderen in het portiek om mee te spelen, we woonden drie straten verwijderd van waar nu het Terra College staat.

Zonder de oorlog was ik er om te beginnen niet geweest. Maar zonder die oorlog was mijn vader ook niet de man geweest die hij geworden is, en dat heeft hij op zijn kinderen geprobeerd over te dragen: aanpassen, je best doen, erbij horen, je niet verbeelden dat je meer bent, trouw zijn aan de mensen om je heen. En onze kinderen, ze zijn hier vandaag, wij proberen dat stokje weer aan hun door te geven. Zij hebben trouwens ook van de andere kant van de familie, van hun moeders kant, de grote schuur gezien achter oma' s boerderij in Lochem waar hun overgrootmoeder de onderduikers had ondergebracht.

Er is geen twijfel dat ons land een ander land geweest was en onze wereld een andere wereld zonder die oorlog. In die zin leeft de oorlog in ons voort. Maar dat betekent niet dat er simpele lessen te trekken zijn uit de oorlog. Inmiddels is de wereld, die heel even simpel leek in de tijd na de invasie toen koningin Wilhelmina kon spreken, en met recht, van de strijd tussen goed en kwaad, inmiddels is die wereld weer complex als altijd.

Je kunt niet, en dat moet je ook niet proberen, de oorlog zien als moreel baken in die zin dat ze simpele antwoorden geeft, een soort historische catechismus.

Laten we eerlijk zijn, de kwestie Israël, de een zegt: vanuit de Holocaust kies ik principieel voor de strijd van het Joodse volk, de ander kiest juist tegen de bezetting van Palestina.

In de strijd tegen het terrorisme zal de een met de herinnering van de oorlog zeggen: Amerika heeft ons toen van Hitler gered, en het redt nu de Irakezen van Saddam, maar anderen vinden de vergelijking niet opgaan.

In de discussies rond vluchtelingen zal de een zeggen: laten we net als toen in 1938 de grenzen open houden, we redden levens, en de ander zal zeggen: er is een grens aan wat we aankunnen.

Als ik voor mezelf spreek, ik ben niet gelovig, maar als in actuele discussies smalend wordt gepraat over orthodoxe religieuze mannen en geestelijke leiders in lange jurken die de jeugd beïnvloeden, dan zegt een stemmetje in mij: vergeet niet dat je vader is gered en is opgevoed door orthodox religieuze mannen die de jeugd misschien ook nog wel wilden beïnvloeden, maar die geïnspireerd door hun geloof die kinderen hun liefde en aandacht gaven.

Hoe dan ook: voor de generatie die de oorlog heeft meegemaakt, maar ook voor ons, de generatie erna, kun je morele discussies niet los zien van de kennis van en het gevoel over de Tweede Wereldoorlog.

Hoe je ook staat in die discussies: het belangrijkste is dat we die vrij kunnen voeren. En vandaag is de dag om daar dankbaar voor te zijn, en die dank is niet een abstracte, geen dank aan een filosofie of redenering, het is een dank aan mensen. Een dank aan hen die destijds, in de Tweede Wereldoorlog, maar ook sindsdien in oorlogen en vredes-acties, met het grootste wat ze te geven hadden, hun eigen leven, de vrijheid voor ons hebben bevochten. Je zegt het zo gemakkelijk, maar we hadden die oorlog ook kunnen verliezen! Er zijn dictaturen die eeuwen geduurd hebben. De democratie en de vrijheid hebben gewonnen. Vandaag herdenken we -met alle generaties samen- de mensen die gestorven zijn in die strijd. Ik wil daarbij ook vermelden onze vrienden uit Amerika, Engeland, en Canada, sommigen van hen zijn hier. Ook danken we de mensen die het overleefden maar die risico's hebben genomen of zich anderszins hebben ingezet, soms in het kleine, of in het grote door onderduikers te helpen, of door kinderen -zoals mijn vader- de helpende hand toe te steken. Misschien zijn wij de laatste generaties die in hun persoonlijk leven de sporen van die ene oorlog kunnen aanwijzen, laat dat zo zijn, maar laten we dat dan ook doen.

De angst, de haat, het acute verdriet over de Tweede Wereldoorlog, die zinken langzaam achter de horizon, maar laat de dankbaarheid blijven voor wat voor ons gedaan is, de gedachte aan hen die zijn gestorven, laat die ons hele leven bij" ons blijven. Er wordt veel gemopperd in Nederland, laten we vandaag dankbaar zijn dat we vrij mogen mopperen. Dat hebben we te danken aan de mensen die toen hun leven gaven. Laten we vandaag samen gedenken hen die gevallen zijn in de oorlog.

Gepubliceerd door: ICT4Free